Eerbetoon aan Louis Raphael Sako I, de onvermoeibare herder

Reeds 50 jaar staat Zijne Eminentie, Louis Raphaël Sako I, ten dienste van de Kerk van het Oosten der Chaldeeërs. Een ideaal moment om terug te blikken op zijn loopbaan als herder van de Chaldeeuwse Kerk en beschermer van de Chaldeeuwse identiteit.

Het moet gezegd worden: hij is niet zomaar een herder. Mgr. Sako heeft in zijn halve eeuw dienst verscheidene oorlogen in Irak meegemaakt. Deze oorlogen hebben steeds als gevolg gehad dat de christenen in Irak hun thuisland zijn moeten ontvluchten en zo verspreid zijn geraakt over al de uithoeken van de wereld. Wanneer Mgr. Sako de bisschopswijding ontvangt in 2003 is de Amerikaanse inval in Irak lopende. Een jaar na zijn benoeming als patriarch voert de terreurbeweging Islamitische Staat strijd tegen het Iraakse leger. Vooral deze laatste twee oorlogen hebben de emigratie van christenen, voornamelijk Chaldeeërs, versneld.

Als patriarch heeft Mgr. Sako voor een van de grootste uitdagingen gestaan in de geschiedenis van de Kerk van het Oosten. Een herder die zijn kudde op één plaats moet weiden is één zaak, maar wanneer de kudde verspreid is dan is het een andere zaak.

Nooit in de geschiedenis van de oosterse christenen is er een dergelijke verspreiding ontstaan over de ganse wereld. Al meer dan tien jaar reist Mgr. Sako de wereld rond om op elk continent zijn kudde te weiden met de symbolische herdersstaf. Hierbij is hij vaak uitgedaagd geweest door de wolven in schapenvacht, maar hij heeft steeds getracht om zijn kudde bijeen te houden, al moest hij er duizenden kilometers voor reizen.

Tegelijkertijd heeft hij de grote moeilijkheden in Irak getrotseerd, opdat de achtergebleven christenen hun leven zouden kunnen verderzetten en om het eeuwenoude erfgoed te bewaren. Onder zijn leiding zijn vernielde dorpen en kerken heropgebouwd. Ook wat de politieke spanningen betreft heeft Mgr. Sako een grote rol gespeeld. Hij heeft steeds op een vreedzame wijze relaties onderhouden met regeringsleiders en andere religieuze leiders, opdat de hoop op een vredevolle samenleving in het Midden-Oosten kon gekoesterd blijven. Terecht werd hij in 2018 genomineerd voor de Nobelprijs voor Vrede.

Onder zijn patriarchale leiding is er een aanzienlijk aantal diakens, priesters en bisschoppen gewijd in Irak en in de diaspora. De Chaldeeuwse Kerk is en blijft het bindmiddel bij uitstek tussen al de Chaldeeërs wereldwijd. Met een goede herder zoals Mgr. Sako, die dit bindmiddel belichaamt, is er hoop voor de Chaldeeërs en blijft eenheid in de Chaldeeuwse Kerk een haalbaar ideaal.

 

 

Studies

Op 1 juni 1974 werd Louis Sako gewijd tot priester, nadat hij een theologische opleiding heeft gehad in de toenmalige Sint-Johannes seminarie van de dominicanen te Mosul. Als priester heeft hij de Chaldeeuwse Kerk gediend in de kathedraal van Mosul tot 1979. Hij is dan naar Rome gestuurd, waar hij in de Pontifical Oriental Institute  een doctoraat heeft behaald in de patristiek. Achtereenvolgens heeft hij een doctoraat in geschiedenis behaald aan de Sorbonne universiteit in Parijs.

Van 1997 tot 2002 was Louis Sako rector van het patriarchale seminarie in Bagdad. Op 24 oktober 2002 werd hij gekozen als aartsbisschop van Kirkuk (Irak) en op 14 november 2003 werd hij tot bisschop gewijd.

Tien jaar na zijn bisschopswijding werd Mgr. Sako gekozen als patriarch van Babylon van de Chaldeeërs. Na 5 jaar patriarchaat wordt hij door paus Franciscus op 28 juni 2018 kardinaal gecreëerd.

De ster van de Chaldeeuwse Kerk

De Kerk van het Oosten der Chaldeeërs gebruikt eeuwenoude symboliek met geschiedkundige betekenissen die niet altijd duidelijk zijn voor iedereen. Een spijtige zaak, want achter symbolen schuilen zeer waardevolle culturele elementen die vaak de basis hebben gevormd van ons denken, ons geloof, onze tradities etc.

In dit artikel behandelen we de ster die de Chaldeeuwse Kerk als haar kenmerk gebruikt. De ster die we in vele kerken afgebeeld zien is van oorsprong een heidens symbool die teruggaat tot de oude Babylonische tijd.

Afbeelding 1: Shamash Tablet

Deze ster staat afgebeeld op de ‘Shamash tablet’ ((zie afbeelding 1), een steentablet die in 1881 door Hormizd Rassam opgegraven is geweest in zuid-Irak. De plaats van de  archeologische vondst kwam overeen met de oude Babylonische stad Sippar en zou dateren van de 8e eeuw voor Christus.

De shamash tablet is hedendaags te bezichtigen in het British Museum. Shamash, (sureth: ‘shemsha’) was bekend als de zonnegod in oude tijden en de ster stond symbool voor de zon. Maar waarom gebruikt de Kerk van het Oosten deze ster?

Om hierop te antwoorden gaan we terug naar het verhaal van de ‘ drie magiërs’, ook gekend als ‘de drie wijzen’ of ‘de drie koningen’, die de ster hadden gevold om het kindje Jezus te bezoeken.

Volgens het evangelie van Matheüs (2, 1-12) kwamen deze drie magiërs uit het oosten, geografisch verwijzend naar Mesopotamië (Beth Nahrin).

Afbeelding 2: logo Chaldeeuws Patriarchaat

Deze drie personen werden geassocieerd met magie, vandaar de term ‘magiërs’ of ‘wijzen’, omdat ze zich bezig hielden met astronomie (sterrenkunde) en hierin ook een zekere kennis hadden verworven.

Dit argument, samen met de geografische afkomst van de drie magiërs zou erop wijzen dat deze mannen Chaldeeërs waren, daar ook Chaldeeërs bekend stonden als astronomen en ook magiërs werden genoemd.

Dit is dan ook de reden dat de Chaldeeuwse Kerk de ster als symbool gebruikt. Ook in het wapen (logo) van het Chaldeeuwse patriarchaat zijn deze drie magiërs met een ster tijdens het bezoek aan het kindje Jezus afgebeeld (zie afbeelding 2).

De Kerk van het Oosten heeft de ster, die afgebeeld staat op de ‘shamash tablet’, gekozen omwille van de link met de oudheid.

 

 

Toelichting over gebruik heidense symbolen binnen de Kerk, geschreven door Nas David

Afbeelding 3: Chaldeeuwse Kerk in Mardin, Turkije

De reden waarom dit oorspronkelijk heidens symbool vandaag nog gelding kent, is omdat veel heidense symbolen en gebruiken in de eerste eeuwen gekerstend werden. Denken we bijvoorbeeld aan de kerstboom of bepaalde hellenistische termen die door de apostelen in hun verkondiging gebruikt werden om het christendom verstaanbaar te maken. Ook de eerste apologeten gebruikten Griekse (en dus heidense) termen en ideeën om hun verkondiging te vergemakkelijken. Zo implementeerde Justinus de Martelaar het Griekse ‘Logos-begrip’, – dat stelde dat de ‘Logos’ de oorsprong en beginsel van alle zaken was – binnen de proloog van het  Johannes-evangelie om Christus aan te duiden als de eeuwige ‘Logos’, wat in het Nederlands vertaald wordt met ‘Woord’, hoewel deze Nederlandse term de directe verwijzing naar het oorspronkelijk Griekse ‘Logos’ niet maakt.

Op analoge wijze kunnen we stellen dat ook de zon (Shamash) naar Christus verwijst als het Licht van de wereld.

Aldus werden vaak heidense symbolen ‘ontheidend’ en hellenistische begrippen ‘ge-onthelleniseerd’.

De splitsing van de Kerk van het Oosten en het verhaal van Yohannan Sulaqa

Inleiding

De Kerk van het Oosten (Eta ed Mèdenha) heeft vele interne conflicten gekend doorheen de geschiedenis, maar vanaf 1552 heeft het toch een ontwikkelingsproces gekend, die redelijk ingewikkeld is en vrij grote gevolgen heeft gehad op organisatorisch vlak[1]. Deze ontwikkeling werd in grote mate beïnvloedt door de Rooms-Katholieke Kerk.

Het jaar 1552 staat binnen de Kerk van het Oosten (Eta ed Mèdenha) bekend als het ontstaan van de Chaldeeuws-Katholieke Kerk, gesticht door Yohannan Sulaqa, een monnik en hoofd van het klooster Raban Hormizd nabij het dorp Alqosh.

In dit artikel gaan we echter zien dat Yohannan Sulaqa en zijn opvolgers de eigenlijke stichters zijn van de Assyrische Kerk en de Oude Kerk van het Oosten en dat pas in het jaar 1830 sprake is van een Chaldeeuws-Katholieke Kerk, waarbij Chaldeeuws steeds verwees naar het volk en niet zoals men durft te beweren naar de betreffende Kerk. De Chaldeeuws-Katholieke Kerk volgt bovendien de originele lijn van de patriarchen van de Kerk van het Oosten (zie figuur 1).

Figuur 1

Autonome Kerk

De Kerk van het Oosten was reeds sedert de 5e eeuw autonoom geworden en werd gekenmerkt door de ‘Nestoriaanse ketterij’. Nestorius, was een 5de-eeuwse patriarch van Constantinopel en werd omwille van zijn christologische opvattingen afgezet en verbannen.

Het etiket Nestoriaans was in feite een benaming die onterecht werd gegeven aan de christenen van de Kerk van het Oosten, want deze christenen volgde reeds sedert de 5e eeuw grotendeels de christologische opvattingen van Theodore van Mopsuestia, beter gekend als de duofysiete leer. De visies van Nestorius leunde hierbij aan en daardoor werden de christenen van de Kerk van het Oosten ook bestempeld als Nestorianen. Een “ketterse” benaming waar zij het toen niet moeilijk mee hadden en die in feite niet echt ketters kan genoemd worden.

Deze ‘Nestoriaanse ketterij’ was dus het gevolg van theologische conflicten in de 5e eeuw, waarbij de Kerk van het Oosten zich had gedistantieerd van de toenmalige patriarchaten (Rome, Alexandrië, Antiochië, Constantinopel en Jeruzalem) en een autonomie creëerde. Dit veranderde echter vanaf 1552.

 

Toenadering tot de Rooms-Katholieke Kerk

In 1539 volgde Shem’on VII Isho’yahb zijn broer Shem’on VI op als patriarch van de Kerk van het Oosten.

De patriarch Shem’on VII Isho’yahb kreeg gedurende zijn regeerperiode veel tegenwind van bisschoppen, priesters, monniken etc., omdat hij nogal controversiële beslissingen nam. Voorbeelden hiervan zijn het aanstellen van zijn twaalfjarig neefje Hnanisho als metropoliet van Mosul en als natar kursya (beschermer van de stoel) in 1539, alsook het aanstellen van diens vijftienjarige broer Eliya (de toekomstige patriarch Eliya VII) als metropoliet in 1543.

Wegens deze provocatieve aanstellingen en andere zaken werd de patriarch Shem’on VII Isho’yahb zo onpopulair dat zijn tegenstanders tegen zijn autoriteit begonnen te rebelleren.

De rebellerende bisschoppen, priesters, monniken etc. ontmoetten elkaar te Mosul in 1552 en verkozen aldaar een nieuwe patriarch, namelijk Yohannan Sulaqa.

Er was echter geen metropoliet die Yohannan Sulaqa kon zegenen als patriarch, zoals het canonieke recht voorschreef. De voorstanders van Yohannan Sulaqa beslisten om zijn positie te legitimeren door de zegening van de paus van Rome Julius III.

Yohannan Sulaqa vertrok in 1552 via Jeruzalem naar Rome. Sulaqa had documenten met zich mee, waarin er verkondigd werd dat de huidige patriarch Shem’on VII Isho’yahb gestorven was in 1551 en dat hij legitiem verkozen werd als de nieuwe patriarch.

Gezien de Rooms-Katholieke Kerk niet in staat was om de juistheid van deze informatie te achterhalen en Sulaqa zich profileerde als een goede katholiek kondigde paus Julius III op 20 februari 1552 Sulaqa aan als nieuwe ‘patriarch van Mosul’. Op 9 april 1553 werd Sulaqa in de Sint-Pieters basiliek gezegend tot bisschop en tot aartsbisschop. Op 28 april 1553 werd Sulaqa uiteindelijk erkend als patriarch.

Vanaf deze periode werd de Kerk van het Oosten geconfronteerd met een permanent schisma en een rivaliteit tussen het katholieke en niet-katholieke kamp. Men had voortaan dan ook twee patriarchen binnen de Kerk van het Oosten.

 

Het lot van Yohannan Sulaqa

 

Yohannan Sulaqa keerde eind 1553 terug naar Mesopotamië en vestigde zich in Amid (Diyarbakir). Hij ontving documenten van de Turkse autoriteiten waarin hij erkend werd als hoofd van de Chaldeeuwse natie, naar voorbeeld van al de patriarchen.

Yohannan Sulaqa zegende reeds na vijf maanden metropolieten voor Gazarta, Hesna d’Kifa en voor drie nieuwe bisdommen, Amid, Mardin en Seert.

De reeds bestaande patriarch Shem’on VII Isho’yahb zag dit als een uitdaging en reageerde door in 1554 metropolieten te zegenen voor Nisibis (Nusaybin) en Gazarta. Shem’on VII Isho’yahb zorgde er ook voor dat de gouverneur van Amadiya aan zijn kant stond.

Yohannan Sulaqa vertrok in 1554 naar Amadiya waar hij door de gouverneur van Amadiya werd uitgenodigd, maar werd onverwachts gevangen genomen voor vier maanden, gefolterd en uiteindelijk vermoord in januari 1555.

 

De patriarchale lijn van Yohannan Sulaqa

 

Na de dood van Yohannan Sulaqa in 1555, stierf ook de patriarch Shem’on VII Isho’yahb.

Shem’on VII Isho’yahb werd opgevolgd door zijn neef en ‘natar kursya’ Eliya VII. En Yohannan Sulaqa werd opgevolgd door Abdisho IV Maron, de door hem pas gewijde metropoliet van Gazarta.

Het was in Amid niet veilig voor Abdisho IV Maron en dus verbleef hij tot zijn dood in 1570 in het Mar Yaqob klooster nabij Seert.

Abdisho IV Maron werd opgevolgd door Shem’on VIII Yahballaha die patriarch was tot zijn dood in 1580.

De vierde patriarch in de lijn van Yohannan Sulaqa was Shem’on IX Denha, metropoliet van Salmas die bekeerd was tot het katholicisme door Eliya Asmar, een vriend van Sulaqa en metropoliet van Amid. Shem’on IX Denha verbleef gedurende zijn regeerperiode in Salmas (Iran).

 

Politiek van Rome

De Kerk van Rome had naar het einde van de 16e eeuw de waarheid geleerd over de omstandigheden die de Kerk van het Oosten had verdeeld in 1552.

Het Vaticaan hield om die reden contacten met beide patriarchen met als doel op termijn één verenigde katholieke Kerk van het Oosten te creëren.

Dit verliep echter moeizaam en men is hier uiteindelijk nooit in geslaagd.

 

De Kochanes patriarchen

De patriarchale lijn van Yohannan Sulaqa, ook gekend als de geünieerde patriarchen, kreeg een grote wending in 1600. Na Shem’on IX Denha werd Shem’on X patriarch in de lijn van Sulaqa.

Shem’on X verhuisde zijn patriarchaat naar Kochanes in het moeilijk bereikbare Hakkari gebergte en maakte daardoor communicatie met de buitenwereld bijna zo goed als onmogelijk.

De beslissing om het patriarchaat te verhuizen naar Kochanes had drastische gevolgen, in die zin dat een vereniging met de andere patriarchale lijn een onmogelijke opdracht was geworden voor het Vaticaan.

De hoop van het Vaticaan om een katholieke patriarch op de stoel van een verenigde Kerk van het Oosten te krijgen kreeg hierdoor een enorme deuk.

Shem’on X creëerde een nieuwe patriarchale lijn, gekend als de Kochanes patriarchen, die tot de dag van vandaag nooit zou verenigd worden met de Rooms-Katholieke Kerk.

De Kochanes patriarchen zijn dus de werkelijke opvolgers van Yohannan Sulaqa, in die zin dat ze de afgetakte lijn van de originele Kerk van het Oosten hebben verder gezet.

Deze aftakking bleef “Nestoriaans”, daar ze de doctrine van de Rooms-Katholieke Kerk nooit hebben aanvaard.

In de tweede helft van de 20e eeuw splitst deze Nestoriaans gebleven aftakking van de Kerk van het Oosten in twee met enerzijds de Assyrische Kerk van het Oosten en anderzijds de Oude Kerk van het Oosten.

 

De Mosul en Amid patriarchen

 

Terwijl de opvolgers van Sulaqa in Kochanes ver verwijderd waren van contact met de Rooms-Katholieke Kerk, was de katholieke invloed in Amid (Diyarbakir) en op het Mosul patriarchaat redelijk sterk.

De Mosul patriarchen, opvolgers van de originele lijn van de Kerk van het Oosten, bleven nog lange tijd na 1552 “Nestoriaans”, maar zouden uiteindelijk toch bezwijken voor de Rooms-Katholieke doctrine.

Maar ook dit liep niet zo vlot en leidde tot het ontstaan van een tijdelijk derde patriarchaat, namelijk die van Amid (Diyarbakir).

De metropoliet van Amid, Jozef, bekeerde in 1672 tot het katholicisme mede door Franse missionarissen. De toenmalige patriarch van Mosul, Eliya X Yohannan Marogin, had zijn ongenoegen hierover geuit en eiste om zich terug te bekeren.

Jozef weigerde zich terug te bekeren en werd in 1681 met steun van Rome aangesteld als een onafhankelijke patriarch van Amid en werd door de Turkse autoriteiten na enkele conflicten ook als dusdanig aanvaard.

Jozef droeg de patriarchale titel Jozef I en heeft in totaal drie patriarchen en een patriarchale administrator als opvolgers gehad voor het tijdelijke patriarchaat van Amid (Diyarbakir).

Het patriarchaat van Amid heeft in totaal 146 jaren bestaan naast dat van Mosul en Kochanes. In 1827 werd het patriarchaat van Amid echter opgeschort door Rome, daar al hun hoop gevestigd werd op een ultieme poging om het Mosul patriarchaat te verenigen met de Rooms-Katholieke Kerk.

 

Vereniging met de Rooms-Katholieke Kerk

 

Waar de gepoogde vereniging met de Rooms-Katholieke kerk in 1552 mislukte, zag het er naar uit dat een uiteindelijke vereniging in het begin van de 19e eeuw gerealiseerd ging worden.

Eliya XII Denha (1722-1778), patriarch van Mosul, werd na zijn dood opgevolgd door zijn neef Eliya XIII Isho’yahb.

Eliya XIII Isho’yahb bekeerde zich samen met zijn neef Yohannan III Hormizd tot het katholicisme, maar na zijn aanstelling als patriarch verliet hij opnieuw de Rooms-Katholieke doctrine.

Als reactie hierop werd Yohannan III Hormizd door Rome aangeduid als patriarchale administrator van Mosul in 1780.

Yohannan III Hormizd was gedurende een turbulente halve eeuw patriarchale administrator van Mosul. In 1830 werd hij uiteindelijk aangesteld als patriarch van de Chaldeeërs en werd hiermee de eerste patriarch van de Chaldeeuws-Katholieke Kerk van het Oosten.

Een katholieke Kerk van het Oosten was pas in 1830 een feit.

 

[1] Wilmshurst, D., The Martyred Church, A History of the Church of the East, East & West Publishing Ltd, Londen, 2011, 522 pagina’s, (zie hoofdstuk 8).